Gedichten van Hertog Jan I |
Hertog Jan schreef een negental minnedichten. De meeste waren gewijd aan zijn liefje Janneke Pijlijser. Hieronder staan twee van die gedichten, inclusief de modern-Nederlandse weergave. CUUSCHE SMALE Cuusche smale, haer bruun ogen Die haent mi dat gedaen, Dat ic minne moete dogen: Ic valle, in cans gestaen. Geft si mi troest, so waere mi wel besciet. Wacharme, ic pense sine willes doen niet. Die mi haet dus bevaen, In haer prisoen gedaen, Ensi mi troeste, ic ben doet, sonder waen. EERBARE SCHOONHEID Eerbare schoonheid, haar bruine ogen hebben het mij aangedaan, dat ik liefde moet gedogen: ik val, ik kan niet staan. Als zij mij troost dan zal het wel gaan. O jee, ik vrees dat ze dat niet wil. Zij heeft me in haar cel gesmeten en als zij mij niet troosten wil, dan ga ik dood, zeker weten. IC SACH NOYT SO RODEN MONT Ic sach noyt so roden mont Noch oec so minlike oegen, Als si heeft, die mi heeft gewont Al in dat herte dogen. Doch leve ic in hogen Ende hope des loen ontfaen: Geeft si mi qualen dogen Si mach mis beteren saen. Lief, mi hevet u minne So vriendelike bevaen, Dat ic u met sinne Moete wese onderdaen. Mi es wale, als ic mach sijn Bi minre scone vrouwen, Ende ic danne haer claer anscijn Ende haer gelaet mach scouwen. God verde si van rouwen! Si es so wale gedaen, Dat ic haer bi trouwen Moete tallen dienste staen. Lief, mi hevet u minne So vriendelike bevaen, Dat ic u met sinne Moete wese onderdaen. 'K ZAG NOOIT ZO'N RODE MOND ‘k Zag nooit zo'n rode mond, en zulke lieve ogen als zij heeft, die mij heeft verwond in het diepste van mijn hart. Toch leef ik welgemoed, en hoop ik dat zij mij beloont: als zij mij laat lijden, kan zij mij ook verblijden. Liefste, de liefde voor u heeft mij zo vriendelijk geroerd, dat ik van ganser harte uw onderdaan moet zijn. Het gaat mij goed, als ik bij mijn mooie vrouwe mag zijn en ik dan haar stralende gezicht mag aanschouwen. God vrijwaar haar voor verdriet! Ze is zo buitengewoon, dat ik haar vastberaden ten dienste moet staan. Liefste, de liefde voor u heeft mij zo vriendelijk geroerd, dat ik van ganser harte uw onderdaan moet zijn. |